Alles telt Q maakt gebruik van convergente differentiatie; alle leerlingen doen mee aan de groepsinstructie, waarbij ze van en met elkaar leren. Na de instructie volgt een moment voor extra instructie, waarbij ruimte is voor extra ondersteuning aan zwakkere en sterke rekenaars. Vanaf groep 4 is de verwerking op papier op drie niveaus met een basiswerkschrift, pluswerkschrift en maatwerkschrift. Digitaal werken de leerlingen op individueel niveau in een adaptieve omgeving. Er is ook een Q-schrift waar leuke en uitdagende, puzzelende opdrachten in zitten die leerlingen uitdagen om strategieën op verschillende manieren toe te passen. Zo ontwikkelen leerlingen hun hogere orde-denkvaardigheden.

In de verwerking staat een signaalopgave: een opgave van een opvolgend niveau waarmee de leerling wordt uitgedaagd en de leerkracht beter zicht krijgt op de ontwikkeling. Er wordt gericht elaboratieve feedback aangeboden. Aan het eind van week 3 is er een formatieve toets ’Dit kan ik al’, die niet wordt genormeerd maar dient als reflectie voor de leerling. Week 6 is de toetsweek, die start met een bloktoets. Deze kan op papier of digitaal worden afgenomen. Hiermee kunnen de onderdelen remediëren, herhalen en verrijken gericht worden aangeboden. Uitgangspunt van Alles telt Q is dat je ook leert van je fouten: leerlingen niet afrekenen op resultaten, maar ruimte bieden om vragen te stellen en fouten te maken. Samen met de leerling kijk je naar het leerproces.