Een indringende roman over de omzwervingen en de dromen van een Syrische jongen. Dit verhaal is een pleidooi voor verdraagzaamheid en geeft lezers vanaf 12 jaar een goede kijk op de vluchtelingenkwestie. Of zoals Rudi Vranckx in het voorwoord schrijft: ‘Draait het in ons leven immers niet om menselijkheid? Uiteindelijk zijn we allemaal kwetsbaar, zitten we allemaal in hetzelfde schuitje.’
De oorlog woedt in Syrië. Na de dood van zijn ouders blijft Abdel ontredderd achter. Zijn veiligheid staat op het spel en hij ziet geen toekomst meer. Samen met een groep onbekenden vlucht hij weg uit zijn geboortestad Aleppo, richting Turkije. Uiteindelijk komt hij in het vluchtelingenkamp van Suruç terecht. Daar krijgt hij les van een Vlaamse leraar, die hem aanmoedigt om door te gaan. Dankzij dokter Stef De Gucht raakt Abdel weg uit het kamp. In Anderlecht wordt hij opgevangen in Minor-Ndako, een tehuis waar vluchtelingenjongeren uit allerlei landen samenwonen. Maar de komst naar België betekent niet dat alles nu makkelijk wordt voor Abdel …